In 1296 zou niemand minder dan de vermaarde Gijsbrecht van Amstel naar de sterke burcht in Doornenburg zijn gevlucht. Een vlucht, waartoe de ridder was overgegaan nadat hij samen met zijn trawanten graaf Floris van Holland nabij het slot in Muiden met dolksteken en sabelhouwen naar de andere wereld had geholpen. Van Amstel had de hand in een zaak, die later één van de spektakelstukken zou worden in de vaderlandse geschiedenis.

Gerard van Amstel, heer van Kasteel Doornenburg van 1658 tot 1693, liet rond 1660 een indrukwekkend schilderstuk maken van de vlucht van Gijsbrecht van Amstel, van wie hij trouwens niet eens in een rechte lijn schijnt af te stammen. Het doek verbeeldde de vlucht van de Hollandse ridder uit het brandende Amsterdam. Met een schuitje gingen Gijsbrecht en zijn volgelingen ervan door. Het schilderstuk, waarin onmiskenbaar de nostalgische gevoelens van de 17e eeuwse schilder en opdrachtgever doorschemerden, prijkte in een versierde houten schouw in de hoofdburcht. Ook werd een afbeelding van Gijsbrecht, in de vorm van een stoere ridder te paard, in het midden van het stucplafond aangebracht. Tevens hechtte Gerard van Amstel aan zijn gewichtige stukken een lakzegel, dat als twee druppels water leek op het middeleeuwse zegel van Gijsbrecht. De verheerlijking van de beroemde middeleeuwse ridder door de heren van kasteel De Doornenburg moet grote indruk hebben gemaakt op de plaatselijke bevolking.

Nog een eeuw nadat de laatste Van Amstel overleed in 1727 spraken de dorpelingen over de vlucht van Gijsbrecht naar het kasteel alsof het een onloochenbaar feit was.

Vreemd is het daarom niet dat de naam van de Doornenburgse schuttersvereniging dezelfde klank kreeg als die van de legendarische Gijsbrecht. Of de Doornenburgse schutterij van begin af aan ‘Gijsbrecht van Aemstel’ heette is nog de vraag. In ieder geval werd de schuttersvereniging opgericht in 1791. Volgens de schutters van begin 20ste eeuw is de vereniging veel ouder, dus moet gesproken worden van heroprichting. Gezegd kan worden, dat de schutterij is ontwaakt uit een periode van slaap. Wanneer zij is ingeslapen is helaas onbekend. Papieren van de vereniging uit die in nevelen gehulde tijd zijn immers niet bewaard gebleven.

Hoe het ook zij, in 1792 lieten de Doornenburgse schutters van zich horen. ‘Dit Hart is uyt Een Goet Hart Gegeve van de Jonge Geselle van Hondert morgen en Doornenburg 1792′ staat op een imposante zilveren plaat in hartvorm. Het hart werd geschonken bij gelegenheid van de heroprichting. Op de plaat was St. Martinus, patroon van de Doornenburgse kerk, met de bedelaar afgebeeld. De opleving van de vereniging was dus sterk katholiek geïnspireerd. In 1792 werd er door de schutters van Doornenburg en Honderd Morgen weer geschoten. Eerste koning werd Peeter Otte. Als koningin werd destijds gekozen Wilhelmina Janssen, dochter van de molenaar. Na 1792 werd een tijdlang bijna ieder jaar koning geschoten. Een jaar waarin dat niet schijnt te zijn gebeurd is 1795. Vermoedelijk lieten de schutters het toen afweten in verband met de chaos die door oorlog en politieke omwenteling in het dorp was ontstaan. Nieuwe onzekerheid ontstond voor de Doornenburgse schutters in 1798. Angst voor Orangistische en contra-revolutionaire daden was de reden waarom in de staatsregeling van dat jaar alle schuttersverenigingen taboe werden verklaard. Maar omdat het niet zo’n vaart liep met de uitvoering van dit besluit konden de Doornenburgse schutters daarna nog actief blijven.

Hoewel het dorp in 1809 schade leed door stormwinden en wateroverlast zagen de Doornenburgers ook dat jaar nog kans om koning te schieten. Daarna liep het niet meer op rolletjes. Eind 1811 viel zelfs het doek voor de vereniging. Dit gebeurde toen ons land was ingelijfd bij Frankrijk. De strenge regering van keizer Napoleon besliste dat alle schuttersverenigingen moesten worden opgedoekt. Hun bestanddelen zouden opgaan in de Nationale Garde, een soort legerreserve.

Pas in 1819, zes jaar nadat de Fransen uit ons land waren verjaagd, werd er weer koning geschoten in Doornenburg.

Mogelijk namen Doornenburgers als soldaten van de Gelderse Schutterij deel aan de zegenrijke Tiendaagse Veldtocht in België in 1831. De schutterij bezit althans nog een kleine, niet meer geheel originele banier die herinnert aan de wapenfeiten van weleer. Op deze bannier, die ook trouw aan het Huis van Oranje tot uitdrukking brengt, zouden de jaartallen 1813 of 1831 hebben geprijkt.

In de jaren 80 van de 19e eeuw was de vereniging “Gijsbrecht van Aemstel” tot grote bloei gekomen. Ieder jaar werden op St. Petrus en Paulus (29 juni) ’s middags schietwedstrijden gehouden. Er werd dan geschoten naar de schijf. Na afloop volgde een optocht door het dorp. En de feestdag werd besloten met een knalfuif in het schuttershuis. Ook zette de schutterij in juni 1887 naar het voorbeeld van haar Limburgse zusterverenigingen een schietconcours op touw. Het schijnt dat de Doornenburgers met een dergelijk initiatief de spits afbeten in Gelderland. Terwijl het zonnetje lachend aan de hemel stond, werd de strijd aangebonden met collega’s uit Gendt, Millingen en Lobith. De Doornenburgers speelden een prima thuiswedstrijd, want ze sleepten de eerste prijs in de wacht.

Hoogtepunt voor de schutters was ieder jaar het feest met de kermis in september. Van zondag tot woensdag na St. Lamberti (17 september) was het dolle pret. Vier dagen lang beheersten de kleurrijk uitgedoste schutters, vendeliers, muzikanten het straatbeeld. Op kermiszondag werd, nadat ’s morgens in alle eerbied de mis was bijgewoond, naar de vogel geschoten. Als het laatste stukje romp van de vogel aan stukken was geschoten, werd er vaandelgezwaaid voor de nieuwbakken koning, inmiddels getooid met het blinkende koningszilver. Hoogtepunten in de volgende dagen waren, behalve het bijwonen van een eredienst voor de leden, dansen in het feestgebouw en een bal op woensdagavond. Majestueus waren de rondritten van koning en koningin, vergezeld van een ‘hofstoet’, in een janplezier op kermisdinsdag. “Koningstroonrijden” werden deze feestelijke rondgangen ook wel genoemd. Waaruit eens te meer blijkt hoe eervol het Doornenburgse koningspaar werd behandeld.

Verder gaven de schutters met hun bontgekleurde vaandels, banieren en corps, vooraf gegaan door koning, adjudanten en vaandrig, altijd acte de presence bij bijzondere gelegenheden. Keer op keer luisterden ze zo de jaarlijkse sacramentsprocessie in Hulhuizen, waarmee de Doornenburgse katholieken van oudsher zo’n sterke binding hadden, op. Actief waren de schutters ook tijdens het zilveren ambtsjubileum van de Bemmelse burgemeester W. van der Monde in de herfst van 1885. Ze fleurden toen de grote feestelijke optocht in Bemmel op. Het zegt wat over het imago van de Doornenburgse schutterij dat de populaire burgervader het feest goeddeels in en bij haar rijk versierde schutterstent doorbracht. Er waren hier volksvermakelijkheden, een fakkeloptocht, vuurwerk en een concert op touw gezet.

Een mijlpaal in het verleden van de Doornenburgse schutters was het jaar 1912 toen ze een nieuw eigen gebouw kregen. Toch leek “Gijsbrecht van Aemstel” de grootste bloeiperiode achter de rug te hebben. De animo voor de vereniging begon namelijk in de crisisjaren te verminderen. Beweerd werd dat dat te wijten was aan het vertrek van notabelen naar elders. De leiding kwam daardoor in handen van minder ontwikkelde lui. Onnodige bestuurswisselingen en ordinaire ruzies waren het resultaat. Nog droeviger was de toestand van de schuttersvereniging na afloop van de Tweede Wereldoorlog, in de lente van 1945. Bij terugkomst van de evacués in Doornenburg bleek nogal wat koningszilver verloren te zijn gegaan. Dat er nog wat bewaard was gebleven was te danken aan de vindingrijkheid van een persoon die de kostbare spulletjes kort voor de evacuatie had verstopt. In de jaren na de oorlog wist “Gijsbrecht van Aemstel” zich weer te herstellen. Er kwamen kruisboogschutters bij en er werden nieuwe fraaie kostuums aangeschaft. Bovendien kon in 1978 het schuttersgebouw voor sloop worden behoed. Het pand kreeg een grondige opknapbeurt en behield daarmee zijn betekenis als vaste honk voor de vereniging. Het aantal schutters bedraagt vandaag de dag meer dan 700, een geweldig aantal. Geen gezin in Doornenburg, of het is wel op enigerlei wijze betrokken bij de plaatselijke schutterij. “Gijsbrecht van Aemstel” is daarom synoniem met Doornenburg.